Zaterdag, 5 februari 2011. Een sterke tot stormachtige westenwind waait over Nederland, laat schoorstenen klapperen en dwarsboomt het vliegverkeer. Omdat ik de avond hiervoor een rondleiding in het nieuwe pand van de Groninger kunstacademie heb gehad, die eindigde met bier en jenever in De Pintelier, leek het me goed deze verder toch saaie zaterdag en de storm te gebruiken om eens lekker uit te waaien.
Het is al direct duidelijk dat het weer buiten een stuk minder guur is dan het er binnen uitziet. Weliswaar waait het inderdaad behoorlijk, maar het is droog en niet koud. Ik ben blij dat ik niet al te veel aan heb gedaan: mijn leren jack, een trui en een t-shirt. Ik heb ook handschoenen bij me, maar die stop ik achter de riem van mijn jack: niet handig, zo zal later blijken.
Het eerste stuk van de route is hetzelfde als de route die ik dagelijks naar Zernike loop, dus echt spannend is het begin niet te noemen. Bij de Plataanlaan sla ik linksaf, waar ik normalitair rechtdoor loop. Ik heb bedacht een stuk langs het water te lopen, en daarvoor is dit is de meest voor de hand liggende richting. Aangezien de gemeente deze periode terecht gebruikt voor snoeiwerkzaamheden, liggen links en rechts van het pad grote stapels takken en hout. Hoewel de wind hier nog redelijk wordt getemperd door het emplacement rechts en de flats links, zijn stukken van dit snoeisel door de wind op het pad geblazen. Op sommige stukken is het voetpad werkelijk gebarricadeerd en moet ik om de opgetaste stapels hout heenlopen; de drassige velden over.
Eenmaal bij het jaagpad aangekomen vervolg ik mijn weg naar het noorden. De wind heeft hier wat meer vrij spel en zorgt voor schuimkoppen op het water. Het Zerniketerrein ligt nu rechts van me, en ik zie het bekende logo van de Hanzehogeschool hoog op het pand van het CvB prijken. Het zal als een baken op deze route moeten fungeren, want ik heb geen routebeschrijving geschreven en ook geen kompas bij me. Bij de Uilkensweg steek ik het water over en kom in een mij onbekend woonerf. Het is duidelijk dat de architect getracht heeft een leefomgeving te creëren waar de mensen echt met het water leven: elk huis ligt aan een soort privé-haventje, die op hun beurt allemaal met een waterweg met elkaar verbonden zijn. Iedereen hier heeft geloof ik een boot. De wind laat het tuigage zingen en de uitgestorvenheid van het gebied geeft het een wat spookachtige sfeer. Een eenzame puber die volledig ingepakt zichtbaar tegen zijn zin in zijn hond uitlaat groet me vriendelijk.
Ik loop een stuk verder naar het noorden langs een redelijk drukke weg, richting Dorkwerd: een onbetekenend dorpje in de provincie. Hier neem ik de Zijlvesterweg naar het westen, maar niet voordat ik even het kerkhof bij het kerkje bekeken heb. Hoewel de kerk behoorlijk oud oogt, lijkt het toch alsof dit kerkhof nog steeds in gebruik is; ik zie twee duidelijk onlangs gedolven graven liggen, maar ook graven van mensen die in de tweede helft van de negentiende eeuw zijn overleden. Voor de dood is de enige tijd eeuwigheid.
Ik vervolg de Zijlvesterweg en omdat deze weg oost-west georiënteerd is, moet ik nu werkelijk tegen de wind in stampen. Het sorteert wel het gewenste effect van uitwaaien. Het water in de sloten aan weerzijden van de weg staat zo hoog dat er hoogstens een decimeter tussen het maaiveld en de waterlijn zit. Enkele schapen maken hier dankbaar gebruik van en lessen hun dorst met dit wilde water, maar de meeste dames staan met kun kop in de wind dicht bij elkaar. Waarom hebben ze hier op het hoge land geen schapenboeten, denk ik onwillekeurig.
De Zijlvesterweg is duidelijk een oude weg die inmiddels door verschillende andere wegen doorsneden wordt. Op kilometer zesenhalf kruis ik de drukke Friessestraatweg en loop aan de westkant hiervan door over een weg met dezelfde naam. In tegenstelling tot het stuk tussen Dorkwerd en hier, is dit stuk echter behoorlijk druk. Dit stuk weg vormt de verbinding tussen Hoogkerk en de Friessestraatweg, dus het is wel logisch dat er redelijk veel verkeer is: het is de meest voor de hand liggende route van Hoogkerk naar Groningen. Maar leuk loopt het niet. Ik ben blij wanneer de Zijlvesterweg stiekem naar rechts afbuigt en zijn rustige kronkelige route langs de verschillende hoeves vervolgt.
De uitgestrektheid van het noorden komt hier weer het beste tot zijn recht. Hier en daar een bosje, af en toe een hoeve (vooral de eerste hoeve die ik nu tegenkomt: hier woont waarschijnlijk al generaties langs dezelfde familie; hoe zou het zijn om hier op te groeien, vraag ik me af), maar continu heb ik in het oosten de stad op het netvlies. Het razende verkeer over de drukke weg die ik net kruiste komt wat surrealistisch over. Ik passeer een duidelijk hippie-huis, compleet met rommelige inrichting, gitaar in de vensterbank en Volkswagen T3 op de oprit. En ik realiseer me ineens dat ik mijn handschoenen niet meer in mijn riem heb zitten. Helaas: het waren fijne handschoenen die ik in Berlijn heb gekocht.
Iets na kilometer acht kom ik in Leegkerk: alweer zo'n gehucht wat lijkt te bestaan uit puur een kerk en twee huizen. Bizar dat het Groningse platteland zo vol staat met dit soort kleine kerkjes; toch maar eens uitzoeken waar die religieuze dwang van de noorderlingen vandaan komt. Wanneer blijkt dat het hek van het kerkhof op slot zit, loop ik rustig door richting Hoogkerk. Ik heb het idee dat ik nog wat naar het zuiden moet lopen om op de goeie hoogte van Groningen uit te komen (ik zie de toren van de A-kerk aan de horizon), dus loop door; een stukje Hoogkerk in.
Ik loop langs een kerkhof en zie bij het hek toevallig een bord van de Commonwealth War Grave Commission. Toch even kijken wie hier liggen. Het blijkt onder andere te gaan om de bemanning van een Lancaster bommenwerper die in 1944 nabij Dorkwerd is neergestort; daar, waar ik een anderhalf uur geleden liep. Gemiddelde leeftijd: zevenentwintig jaar circa. Ben je bijna dertig en Canadees, wordt je neergehaald boven het platteland van Groningen en een paar kilometer verderop begraven. Lig je hier in de snijdende wind, met het riet en de sloot vlak naast je. Hoe vaak worden die graven bezocht, en door wie...?
Ik loop nog wat verder rond op dit kerkhof en stuit toevallig op een graf van een meisje wat maar achtentwintig is geworden. Overleden: oktober 1996. Vijftien jaar geleden. Hoe zou het met haar familie zijn?
Na een kleine omzwerving in Hoogkerk loop ik uiteindelijk naar het oosten, richting stad. Op de weg die ik nu loop, bevindt zich ook een busstation waar een groepje mensen op de bus staat te wachten. Een tweetal kleine kinderen speelt op de zwarte en witte tegels en een aantal van de mensen kijkt verbaasd naar de eenzame wandelaar. Een jonge man knutselt aan zijn auto, een foute BMW scheurt te hard langs. Geen idee waar ik precies uit ga komen, maar ik weet wel dat ik de goeie kant op ga. Net voor kilometer twaalf herken ik de manege waar Inge en ik in het voorjaar van 2009 paard hebben gereden. Ik moet nog een stukje door een woonerf, waar opnieuw de wind getemperd wordt. Het grootste deel van het letterlijke uitwaaien is hiermee dus afgelopen. Ik loop richting Paddepoel en kom uiteindelijk weer terecht op een stuk van een standaardroute van Zernike naar huis.
Eenmaal thuis een pot thee opgedronken en daarna toch maar met Talko bier gaan drinken. Ze gaan me nog eens leren kennen, daar in de Pintelier.
Wat: uitwaairondje
Wanneer: 5 februari 2011
Afstand: 14,7 kilometer
x/html 1.0 valid